Eric Bolle
De deur van Marcel Wesdorp
Een hotelkamer in Parijs
In een Parijse hotelkamer woont een man die aantekeningen maakt over de thema’s wachten en vergeten. Hij heeft verder niets anders te doen, hij is sans projet. (47) Het is een net middenklassenhotel, ook al heeft het kamers beschikbaar die je per uur kunt huren voor kortstondige ontmoetingen. De langwerpige kamer heeft twee vensters en ligt aan een straathoek. De kamer heeft een divan en een schrijftafel. Niets meer of minder dan een gewone, lege en onpersoonlijke hotelkamer, in zijn geval echter permanent door hem bewoond.
De niet met name genoemde man krijgt regelmatig bezoek van een eveneens niet met name genoemde vrouw die net als hij permanent in het hotel woont. Zij zien elkaar alleen maar om elkaar te zien, buiten het hotel hebben zij geen relatie met elkaar en kennen zij elkaar niet.
Zij staat regelmatig tegen de deur geleund. Soms voelen zij zich opgesloten en zijn zij op zoek naar een uitweg. Je zou denken dat zij altijd via de deur de kamer kunnen verlaten. Zij is immers via die deur naar binnen gekomen. Maar kennelijk is dat niet het geval. Soms zijn ze zelfs op zoek naar een andere deur die misschien achter het behang verborgen zit.
De aantrekkingskracht en afstotingsmechanismen tussen de gelieven hebben metafysische dimensies. Er wordt gewacht op iets dat eigenlijk nooit zal kunnen komen. Men kan misschien wachten op het sterven als vervulling van het leven. Dan zou de toekomst in vervulling gaan. Maar de dood ligt voorbij het sterven en voorbij de vervulling. Men kan alleen maar waken over de afwezige zin. En dat is eigenlijk wat de gelieven bezig zijn te doen.
Hetzelfde geldt voor het vergeten. Als je werkelijk iemand vergeet, dan vergeet je ook dat je hem vergeten bent. Net zoals het wachten niet in vervulling kan gaan, zo kan ook het vergeten niet worden voltooid zonder zelf te verdwijnen.
Voorbij Hegel, Nietzsche en Heidegger
Maurice Blanchot wil in L’attente, l’oublie (1962) – de vertelling waarover het hier gaat – zich positioneren als radicaler dan Hegel, Nietzsche en Heidegger. Voor Hegel is de dood niet meer dan een moment van het leven. De dialectiek beheerst de dood en maakt er niet meer van dan een moment in de geschiedenis van de geest.
Voor Nietzsche is het vergeten een teken van gezondheid. Wie de dingen niet van zich af kan laten glijden, is niet soeverein en heeft eigenlijk geen leven. Toch ziet Nietzsche iets dat op Blanchot lijkt. Wanneer hij aan een koe vraagt waarom zij zo gelukkig is, kijkt zij hem aan, wil zeggen waarom, maar is op dat moment het antwoord al weer vergeten. Zo zeer hangen geluk en vergeten bij Nietzsche samen.
Zo niet bij Blanchot. Het geluk speelt nauwelijks een rol in deze roman. De hoofdrol is weggelegd voor de afwezige zin, voor de onttrekking van betekenis. Ook bij Heidegger vind je passages waarin het zijn zich openbaart door zich te onttrekken. Maar opnieuw is Blanchot radicaler. Het zijn is anders dan bij Heidegger niet het object van de zijnsvergetelheid. Het zijn is het vergeten zelf (69).
Zo is Blanchot niet alleen radicaler dan Hegel en Nietzsche, maar ook dan Heidegger. Tenminste voor wie bereid is hem te volgen. Het is in ieder geval niet gemakkelijk weerstand te bieden aan de gesprekken van de gelieven en de aantekeningen van de schrijver. De roman is er ondanks de zwaarte van de thematiek heel goed toe in staat de lezer te bekoren en geldt dan ook als een hoogtepunt in Blanchots oeuvre.
Wat wordt er gezegd terwijl zij tegen de deur leunt, in deze kamer met altijd hetzelfde ochtendlicht, deze wachtkamer zonder troost of dialoog? Ik heb twee sleutelfragmenten vertaald om een indruk te geven.
Fragment over vergeten
Als aanwezige reeds haar eigen beeld, en haar beeld het vergeten van, niet de herinnering aan haar. Als hij naar haar keek, zag hij haar zoals ze zou zijn
als men haar eenmaal zou hebben vergeten.
Soms vergat hij haar, soms herinnerde hij haar, en soms herinnerde hij zich daarbij het vergeten en vergat daarbij alles in die herinnering.
“Misschien zijn wij alleen maar door onze aanwezigheid van elkaar gescheiden. Wat zou ons kunnen scheiden in het vergeten?” - “” Niets, alleen
het vergeten dat ons verenigt.” – “Maar wanneer dat nu werkelijk het vergeten is?”
Kon zij ooit in hem, en hij in haar het vermogen herkennen in dezelfde mate vergeten te worden als het wachten? (84)
Fragment over wachten
Wanneer iedere gedachte slechts een toespeling is op de onmogelijkheid te denken wanneer hij telkens opnieuw de gedachte verdaagt om te
kunnen denken…
Tijdens het wachten kon hij geen vragen stellen over het wachten. Waarop wachtte hij, waarom wachtte hij, waarop wordt bij het wachten gewacht?
Het hoort bij het wezen van het wachten dat het aan ieder soort vragen ontsnapt, dat het mogelijk maakt en waaraan het zich onttrekt.
Iedere bewering verwees door te wachten naar de leegte, en iedere vraag verdubbelde in een andere, die dieper in het zwijgen was verzonken en die
hij zou hebben kunnen verrassen.
Gedachte van het wachten: gedachte die zelf wachten is op dat, wat niet gedacht kan worden, gedachte, die door het wachten gedragen, tegelijk tot
het wachten wordt verdaagd. (101)
De deur van Marcel Wesdorp
U begrijpt het al. De deur waar zij tegen aan leunt, dat is voor mij de deur van Marcel Wesdorp. De deur zonder klink, die zo’n onverklaarbare aantrekkingskracht uitoefent, maar ook bang maakt omdat er geen klink aan zit. Je kunt er niet door. Het is typisch een deur om aan te komen waar je al bent. (122)
Foto: Wim Noordhoek