Maatschappelijke uitsluiting en artistieke prestaties
(...) Het staan aan de afgrond en het verlangen het bestaan opnieuw te grondvesten in een andere aanvang, daarvan vind ik dat Heidegger zeker terecht een beroep doet op Hölderlin, die dat als eerste en enige heeft voorgeleefd. In een later stadium zal Heidegger overigens de thematiek van grond en gronden opgeven om plaats te maken voor een denken in gelatenheid. Het zijn heeft geen redenen en geen rechtvaardiging nodig. Het is er gewoon, en dat geldt ook voor de mens die in het zijn wil staan. Bijzonder mooi vind ik dan weer de passage over het nietzijn. In analogie met Meister Eckharts Von abegescheidenheit raadt Heidegger ons aan minder zijnd te worden en zo dichterbij het zijn te komen. Weg met onze eigenschappen. Meister Eckhart beleefde rond de tijd dat Heidegger dit schreef een ware renaissance, en ook in de latere fase waarin bij Heidegger de gelatenheid centraal staat, ziet men sterk de invloed van deze mysticus. Heideggers terugtrekbeweging wordt sterker naarmate het maatschappelijke succes hem in de steek laat. Robert Musils man zonder eigenschappen put in dezelfde tijd uit dezelfde Eckhart-bron. (1) Maar niet alleen in Heideggers eigen context, ook in de kunst van onze tijd, speelt het opzoeken van de verlatenheid een belangrijke rol. Waarom staan er geen mensen op de foto’s van Marcel Wesdorps reeks Tussengebied, en waartussen ligt dit gebied eigenlijk? Is het het gebied van de afgescheidenheid, van het verlies van de eigenschappen, van het minder zijnde worden op weg naar het zijn, en zijn er op die weg niet steeds minder belevenissen maar steeds meer confrontaties met het niets, dat steeds duidelijker wil zeggen dat men het tot nu toe niet heeft begrepen? Worden we door de stilte van deze foto’s niet veel meer gedragen en ondersteund dan we op het eerste gezicht zouden vermoeden? Heidegger heeft duidelijk een taal te pakken die helpt de kunst van onze tijd en onszelf beter te bevragen. En misschien ook wel de weg te wijzen. (2) Het besluit tot een ander wezen van de mens Laten we proberen nog wat meer op die weg in te gaan, en een seinsgeschichtliche Abhandlung erbij pakken, die net iets later is ontstaan: GA 66 Besinnung (1938- 1939). Wellicht kunnen we zo wat dieper ingaan op de thema’s die Heidegger in zijn dagboeken aansnijdt. In GA 94 was eenduidig sprake van een sprong over de afgrond (GA 94, 506), in Besinnung is echter regelmatig sprake van een sprong in de afgrond. Kennelijk wil Heidegger om elke prijs het meest voor de hand liggende vermijden, namelijk het bouwen van een brug. Heidegger verwacht heel radicaal dat kunstenaars met hun werk een offer brengen. Ik heb al eerder gezegd dat ik het met die opvatting niet eens ben, maar terwijl Heidegger dat zegt, geeft hij ook de wel beste definitie van het kunstwerk die ik ken: “Het kunstwerk is noch een symbolisch object, noch een installatie om het zijnde in te richten, maar de lichting van het Seyn als zodanig. Deze lichting bevat het besluit tot een ander wezen van de mens.” (GA 66, 37) Een hogere opvatting van kunst is wel niet denkbaar. Empedokles noemt zich namelijk een god die macht heeft over de natuur en die de natuur kan laten zijn zoals hij dat wil. De natuur gehoorzaamt aan zijn bevelen. Katharina Grätz en Jochen Schmidt (3) hebben laten zien dat deze hybris een noodzakelijk stadium is in Empedokles’ ontwikkeling als kernfiguur van het Duitse Idealisme. Terwijl de macht over de natuur eenduidig tot het idealisme behoort, is het echter de vraag of Empedokles’ sprong in de afgrond een daad van het idealisme is of juist van het verlaten daarvan. Opgaan in het al-leven staat dan niet meer voor de voltooiing van de subjectiviteit, maar voor het verlaten ervan. Dat geldt ook voor de opvatting van het zijn. Versmelt Empedokles met oorsprong en totaliteit van de zijnden (metafysica) of springt hij naar het Seyn (andere aanvang)? Eric Bolle Hölderlin & Heidegger Een andere aanvang voor de filosofie © 2016 Uitgeverij ASP
|