“Ik maak letterlijk mijn eigen wereld.”
Met Marcel Wesdorp in de grot van Plato I
Laten we bij het begin beginnen. Of liever, laten we teruggaan naar het begin, naar de oorsprong van het denken over kunst. Daar gaat het al meteen fout, want Plato moet niets van kunst hebben. Hij wil dat de kunstenaars worden verbannen. Ambachtslieden niet, die mogen blijven. Waarom? Omdat voor Plato kunst nabootsing is. Een kunstenaar tekent een stoel na, een dichter beschrijft hem slechts. Daarmee maken ze kopieën van een kopie. Want de echte stoel, de stoel die de timmerman maakt en waarop je kunt zitten, dat is ook al een kopie. De kopie van het origineel. Het origineel is volgens Plato de idee stoel, de oerstoel zoals de schepper hem heeft ontworpen. Aan kunstenaars heb je niets. Ze brengen je op een dwaalspoor. Ambachtslieden zijn nuttig want zij maken dingen waar je wat aan hebt en richten zich naar de idee. Filosofen, dat zijn pas echte mensen, want die richten zich in hun denken naar de idee. Zij zijn als enigen ertoe in staat de oorspronkelijke vorm te schouwen en onderwijzen op grond daarvan andere mensen. De Europese traditie zal deze opvatting niet overnemen en de kunst meer ruimte geven dan Plato. Blijven we dicht bij huis. Wie zal ontkennen dat er wel geen stoel is die de idee stoel zo dicht benadert als de stoel van Rietveld. En wat was Rietveld eigenlijk? Filosoof, kunstenaar of ambachtsman? Was hij niet alle drie? Plato’s verbanning van de kunst wordt niet overgenomen. Maar zijn mensbeeld wel. Volgens Plato leven wij in een grot. Wij zitten vastgebonden en staren naar schaduwen op de muur die wij aanzien voor echte dingen. Maar weinig mensen slagen erin zich te bevrijden en in de grot rond te lopen. Zij zien wel de dingen in de grot die hun schaduwen op de muur werpen. Zij zien echte voorwerpen. Als deze mensen al hun moed verzameld hebben, durven zij misschien de grot te verlaten. Nadat zij zijn gewend aan het felle licht van de zon, zien zij de ideeën die aan de dingen ten grondslag liggen. In het licht en de warmte van de zon zijn zij gelukkig. Het is het paradijs waar de dingen uit zichzelf tonen wat zij zijn: idee. In de zintuiglijke wereld zie je bijvoorbeeld allemaal verschillende paarden, die toch allemaal als paard herkenbaar zijn. Maar die paarden zijn vergankelijk. Zij gaan allemaal dood. In het paradijs zie je de idee paard, de paardheid van het paard. Die idee staat buiten de tijd. Als alle ideeën is deze idee onbeschrijflijk mooi en onvergankelijk. Zij schept de stabiliteit en onveranderlijkheid die je houvast geven in het leven en waar mensen zo oneindig naar kunnen verlangen. Toch vinden veel mensen Plato een arrogante betweter. Plato op zijn beurt vindt de mensen die in het paradijs willen blijven arrogant. Want zij hebben de idee geschouwd. Daarom zijn ze volgens hem verplicht terug te gaan naar de grot om daar andere mensen te bevrijden en de taken van het openbaar bestuur op zich te nemen. En dat moeten ze volgens hem doen ook als ze zich daarmee gehaat maken en misschien wel ter dood worden gebracht zoals Plato’s eigen leermeester, Socrates. De mensen die in het paradijs de idee hebben geschouwd, die noemt Plato filosofen en zij zijn in zijn ogen de voornaamste mensen, de mensen die zijn mensbeeld bepalen. De grote vraag die het idealisme na Plato zal stellen, is deze: horen de kunstenaars – anders dan Plato zelf denkt – niet eigenlijk ook bij die filosofen? Maken zij niet op ultieme wijze de idee zichtbaar die aan de werkelijkheid ten grondslag ligt? Opnieuw dichtbij huis. Is Mondriaans Victory Boogie Woogie niet bij uitstek het zichtbaar worden van het ritme en het grid van New York? Is dit schilderij niet meer New York dan New York zelf? Dit schilderij van Mondriaan is de idee New York. De idee is tegelijk het concept en de verschijningswijze van de stad. De idee is als concept geestelijk, als verschijningswijze zintuiglijk, zij verenigt beide kenniswegen en maakt zo de ervaring van de stad als geheel mogelijk. De contemplatie van dit schilderij brengt je in vervoering, je treedt buiten jezelf in het paradijs van de intellectuele aanschouwing. II Bij Marcel Wesdorp gaat het niet om het paradijs. Hij loopt niet buiten rond, is ook niet vrij bezig in de grot. Hij is bij uitstek iemand die bezig is met de muur en de schaduwen op de muur. Hij zou het helemaal met de Duitse dichter Gottfried Benn eens zijn wanneer hij zegt dat de muur de natuurlijke gesprekspartner is van de mens. Voor Wesdorp gaat het om de schaduwen op de muur, of voor onze tijd opnieuw geformuleerd, om films op een beeldscherm. Wat zien wij eigenlijk wanneer wij een film van Marcel Wesdorp bekijken? Wij kijken dan naar een zwart-wit landschap waarover de camera heen strijkt. Die camera, zegt Wesdorp, dat zijn wijzelf. En het landschap, dat is letterlijk de wereld die ik zelf maak. Dit landschap is helemaal virtueel. Het beeld wordt voortgebracht door een algoritme dat Wesdorp zelf heeft gemaakt. Het rekenwerk dat de filmbeelden genereert, is het werk van computers. Die filmbeelden, dat zijn de schaduwen die wij tegenwoordig zien in de grot van Plato. Het zijn geen mooie plaatjes, het is geen prachtig landschap. Je wordt er niet gelukkig van. Het zijn schaduwen in de nacht. Kijken naar de film van Wesdorp kluistert je inderdaad zoals de mensen in de grot van Plato zijn geboeid. Je kunt niet anders kijken dan vooruit. In alle films van Wesdorp is er maar één ogenblik waarop de camera draait en terugkijkt. Voor de rest kijkt de toeschouwer star met de camera mee vooruit. Het kost moeite je los te rukken, en lang nadat je bent opgehouden met kijken blijven de beelden bij je. Ze zijn sterker dan de werkelijkheid, zelfs als de zon schijnt en je weer naar buiten gaat. Plato mag dan wel vertellen wat vrijheid is en ons de uitgang uit de grot wijzen, in het werk van Wesdorp is er alleen de mens die naar de muur kijkt, en een landschap ziet dat letterlijk naar hem terugkijkt. Het virtuele landschap is voor Wesdorp geen object maar subject, dat door zich te projecteren ons terugwerpt op onszelf. Zijn ambitie is onze binnenwereld te verkennen. Die binnenwereld is volgens hem circulair; er is niets achter de horizon behalve het landschap zelf. De verkenning van het medium is daarom de verkenning van ons innerlijk. Dit innerlijk is productief en beklemmend tegelijk. Je maakt je eigen wereld en daarin ben je vrij. Maar het is een vreemd soort vrijheid, want je wordt ook op jezelf teruggeworpen. Teruggeworpen worden op jezelf is beklemmend en angstwekkend. ‘s- Nachts droom ik van zijn werk, dat ik erin opgesloten zit en er niet meer uit kan. Wesdorp laat zo zien dat er tussen de mens en de schaduwen op de muur meer gebeurt dan Plato denkt. En hij verschilt van Plato (en vele anderen) dat hij niet naar bevrijding streeft, maar juist de beklemming verder wil onderzoeken en in kaart brengen. Becketts Film met Buster Keaton waarin iets soortgelijks aan de hand is, is dan ook een belangrijke verwijzing voor hem. Ook in deze film speelt de muur van Plato een hoofdrol. Wesdorp wil met zijn werk laten zien wie de mens is en wat zelfkennis betekent. Plato heeft volgens hem wel gelijk wanneer hij de kunst wil verbannen. Als kunst alleen maar nabootsing is en niet meer wil zijn dan een spiegel van de maatschappij, dan is ze ook voor Wesdorp niet van belang en kan ze beter achterwege blijven. Maar Wesdorp vindt ook dat de stoel van Rietveld niet moet worden begrepen zoals Plato de stoel opvat. Rietveld laat puur zien wat een stoel áls stoel is. En zeker het normatieve is wat Plato en Rietveld delen: zo hoort een stoel eruit te zien. Maar anders dan Rietveld interesseert Wesdorp zich niet voor het normatieve, voor de voorschriften van De Stijl hoe de wereld eruit dient te zien: “Ik heb mijn eigen wereld al gemaakt. Dat is genoeg.” Wesdorp maakt kunst niet om te beginnen, maar om te stoppen. Hem interesseert niet het begin maar het einde, de doodlopende weg. In Mondriaans Victory Boogie Woogie waardeert Wesdorp het abstractieproces de weg naar het virtuele. Het schilderij is helemaal uit het hoofd ontstaan. Het is de stad getransformeerd tot binnenwereld. Die binnenwereld zegt meer over de stad dan de stad zelf. Wesdorp is het met me eens dat dit schilderij meer New York is dan de stad zelf. Is Wesdorps kunst meer landschap dan het landschap zelf? Zegt de binnenwereld meer over de wereld dan de wereld zelf? Waartoe leidt de complete overgave aan de ontkenning die Wesdorp zelf als leidraad ziet in zijn werk? Wist in dit werk de laatste mens zijn sporen uit? Dit zijn de vragen waartoe zijn werk ons uitnodigt te mediteren. Meditatie, beschrijving van een gevoel. Er gebeurt niets, helemaal niets meer. Behalve dat je vlucht, terwijl je niet eens hoeft te vluchten. Er is niet eens meer iemand voor wie je zou moeten vluchten. Het gevoel helemaal alleen te zijn, een naakt dat in het niets van de wereld. Geen mensen meer, geen dieren meer, geen planten meer. Namen hebben al lang geen zin meer want er is niets om te benoemen. Geen huizen, geen steden, geen beelden. Alleen jij en de lege ruimte. En je loopt, en je loopt en je loopt. Je cameraoog ziet de glooiingen van de heuvels van antraciet en de hemel. Een zwarte woestijn. En dit gevoel. De laatste te zijn en toch te moeten vluchten. Eric Bolle 2014 |
Het moet dus ook mogelijk zijn Plato zo te lezen, niet als koning die voorschriften bleef uitdelen en kunstenaars in de ban deed, maar als academicus die het om de zaak zelf ging, en die dat op zo'n fenomenale manier verwoordde dat we nog steeds in zijn ban verkeren, precies wanneer we denken hem overboord te hebben gezet. Anton Simons http://simons.nl/2016/07/vluchten-met-plato.html “I literary create my own world “ In conversation with Marcel Wesdorp in Plato’s Cave. I met Marcel Wesdorp March 28th, 2014. It was a beautiful spring day. Marcel had invited me to view his work. He had read, together with other artists my book ‘ Farewell to what has never been’ and was curious as to what my response to his work would be. During our meeting a dialogue emerged with Plato as its main point of reference. I Let us start at the beginning. Or better yet, let us return to the beginning, to the origins of the critical approach to Art. It goes wrong immediately, Plato does not want anything to do with Art. He wants artists to be banned. Not the Artisans, they can stay. Why ? Because in Plato’s opinion Art is mimicking. An artist draws a chair, a poet only describes the chair. By doing so they create copies of a copy. Since the real chair, the chair made by a carpenter and which is functional, already is a copy. A copy of the original. The original is, according to Plato the idea chair. The primal chair as the creator has designed. Artists are no good. They direct you onto the wrong track. Artisans are useful since they create objects that are functional and they relate to the idea. Philosophers are the real people, because they aim there thinking towards the idea. They are the only ones that are capable of seeing the original state of the shapes and based on this educate others. The European tradition will not adhere to this opinion and will give Art more space then Plato. Staying close to home, who will deny that there is no other chair that approaches the idea of chair as closely as Rietveld’s chair. And what is Rietveld? Phliosopher, artists or artisan? Or was he not all three? Plato’s exiling of Art will not be adopted. But his image of men is. According to Plato we all live in a cave. We are tied down and stare at the shadows on the walls, shadows we believe to be the real things. There are only a few people who succeed in setting themselves free and walk around in the cave. They can see the real objects. When these people have gathered enough courage they might dare to leave the cave. After they get used to the bright light of the sun, they can see the ideas that form the basis of objects. In the light and warmth of the sun they are happy. It is the paradise in which the things shows themselves as they are: idea. In the sensory world you can see a large variety of horses, but they are all recognizable as horse. But these horses are mortal. They will all die. In paradise you will see the idea horse, the being of the horse. The idea stands outside time . As all ideas this idea is unbelievable beautiful and immortal. She creates stability and immutability that can create something to hold on to in life and that might become something people can desire without end. Still, a lot of people see Plato as an arrogant know it all. Plato in turn thinks people arrogant if they want to stay in paradise. They have seen the idea and it is therefore there responsibility to return to the cave and liberate others and concern themselves with the tasks of public responsibility. And they should do so even in the face of being hated and being prosecuted, even being killed. Like Plato’s own tutor Socrates. People who have seen the idea in paradise are called philosophers by Plato and they are in his opinion the most notable of people, people who determine humanity. The big question that idealism after Plato will ask , is this: Do artists, contrary to Plato’s opinion, not also belong to the philosophers? Is it not they that ultimately make visible the idea that lays at the basis of reality? Again close to home. Is Mondrians Victory Boogie Woogie not the ultimate image of the rhythm and the grid of New York made tangible? Is this painting not more New York than New York itself? This painting by Mondrian is the idea New York. The idea is equally the concept and the appearance of the city. The idea is in concept spiritual, and appearance wise sensory, she combines both ways of knowledge and as such makes the experience of the city in complete form possible. Contemplating this painting will elevate you, let you transcend yourself and let one enter into the paradise of intellectual contemplation. II It is not about the paradise in the work of Marcel Wesdorp. He does not wander outside nor is he busy inside the cave. He is ultimately a person who is concerned with the wall and the shadows on the wall. Wesdorp would completely agree with the poet Gottfried Benn when he speaks of the wall being a natural conversational partner of men. Wesdorp is concerned with the shadows on the wall, or formulated anew for our times, films on a screen. What is it we actually see when watching Marcel Wesdorp movie ? We look at a black and white landscape above a camera hovers. This camera, Wesdorp states, is us. And the landscape is literally the world that I create. This landscape is fully virtual. The images are being generated by algorithms created by Wesdop himself. All calculations needed to generate the film images are done by computer. Those filmic images are the current shadows we now see in Plato’s cave. They are not pretty pictures, it is not a beautiful landscape. It does not make one happy. They are shadows in the night. Watching a film by Wesdorp will indeed hold you in suspension, just as the people in Plato’s cave are fascinated. You can do nothing else but to look forward. There is only one moment in all Wesdorp’s films when the camera turns and looks back. Other then at that moment the viewer looks with the camera forward. It requires effort to break free and long after you stopped watching the images stay with you. They are stronger then reality, even when the sun shines and you go back outside again. Plato might tell us what freedom is and show us the exit to the cave, but in Wesdorp’s work there is only men staring at the wall and what they see there is a landscape that literally returns the gaze. The virtual landscape is to Wesdorp not object but subject, that through projection throws us back into ourselves. His ambition is for us to explore our inner world. An inner world that is, according to Wesdorp, circular, there is nothing beyond the horizon other then the landscape itself. The exploration of the medium there for is equal to the exploration of our inner self. This inner self is productive and at the same time stifling. You create your own world and in it one is free. But it is an odd kind of freedom, since it will throw you back onto yourself and being thrown back onto yourself is frightening and oppressive. At night I dream of being locked within his work and that I am incapable of leaving, escaping from it. Wesdorp shows us that there is a lot more going on between the people and the shadows then Plato thinks. And he differs from Plato ( and many others ) in that he does not strive for freedom, but that he wants to investigate the chilling, stifling and the oppressive. In Beckett’s Film, starring Buster Keaton, something similar is taking place and this is an important reference for Wesdorp. Plato’s wall also plays a leading role in this movie. Wesdorp wants to show in his work who men is and what knowledge of self means. Plato is right in his eyes when he wants to ban art. If art is only a simulacrum and does not want to be more then a mirror of society, then it is of no importance to Wesdorp and might as well be left out all together. But Wesdorp also thinks that one should not look at Rietveld’s chair as how Plato would. Rietveld shows the chair purely as chair. And in the normative this is what Plato and Rietveld share: this is how a chair is supposed to look like. But differing from Rietveld, Wesdorp is not interested in the normative, the regulations of De Stijl as to how the world needs to look like: “I have created my own world and that is sufficient “. Wesdorp creates art not to begin, but in order to stop. He is not interested in the beginning but in the ending, the dead end road. In Mondriaans Victory Boogie Woogie Wesdorp appreciates the process of abstraction into the Virtual. This painting has been created entirely from inside the head. It is the city transformed into the inner world. This inner world informs us about the city more then the city itself. Wesdorp agrees with me that this painting is more New York than the actual city itself. Is the art of Wesdorp more landscape then the actual landscape itself? Can the inner world tell us more about the world then the world itself can? Where does the complete surrender to denial, indicated by Wesdorp as guiding his practice, lead us to. Are people in this work erasing their last trails? These are the questions that the work asks us to meditate upon. Meditation, a description of a sensation. Nothing happens anymore, absolutely nothing. Except for that you are fleeing, even though there is no need to flee. There isn’t anyone anymore you have to flee from. The feeling to be utterly alone, being naked in the emptiness of the world. No more people, no more animals, no more vegetation. Names do not matter since there is nothing to name, No dwellings, no cities, and no images. Only yourself and the empty space. And you walk, walk and walk. Your camera eye sees the sloping hills of anthracite and the skies above, a black desert. And then there is this feeling, to be the last one but still in needing to flee. translation Jeroen Witvliet 2015 |